Ik mag van geluk spreken. Als ik uit mijn loggia naar het
station kijk zie ik de nieuwe kantoortoren slank verrijzen naast of achter de
uurwerktoren van wijlen ingenieur architect Clocquet.
De nieuwe toren, bestemd
voor de Vlaamse administratie, valt mee
in zijn slankheid en mooie torens maken, we weten het, het is niet makkelijk.
In de gotiek viel dat nog mee. Je kon het brutale gedrocht versieren met kleine
neventorentjes en galmgaten zodat enige transparantie en zinderende bewegingen
ontstonden tot meerdere eer en glorie van het allerhoogste en betrouwbaarste
gedachtengoed dat toen in de maatschappij rondwaarde.
Een beetje zoals kinderen zanddruipkastelen maken op het
strand.
Met moderne torens is dat moeilijker. Architecten beschikken
meestal wel over de nodige dosis fantasie maar dat dient hun opdrachtgevers tot
niets. Er moet licht naar binnenkomen en dus hebben de architecten niet veel
keus tussen glas en glas of glas en structuur. Daar moeten ze het mee doen.
Ook de klassieke regels van de gulden snede zijn hier van
geen nut.
Dus, al bij al valt het zicht vanuit mijn loggia nog mee.
Aanvankelijk zou het er zo uitzien. Zij die er moesten over oordelen waren meteen gecharmeerd. De andere gevels hoefden ze al niet meer te zien |
Van op de begane grond wil het van de kant van het Maria
Hendrikplein ook nog meevallen. Daar zie je een stilstaand auditorium op poten
en een half afgewerkte luifel die de sokkel verteerbaar maken. Over die luifel
dit: ze hebben die – net zoals in Leuven overigens – veel te hoog gemaakt. Als
het regent en er wat wervelwinden staan heb je er niets aan. Maar soit.
Langs de kant van de Voskenslaan is het zicht van die toren
minder fraai. Lomp zeggen de meesten.
Het oordeelkundig inplanten van de vier loggia’s moet de pil
wat verzachten maar het blijft een fors monument.
Maar wat wil het toeval ? De verhouding van de basis ten
opzichte van de hoogte komt overeen met de verhoudingen van de … zilveren snede.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten